Motion

Beweging.
Het bewegen.
Vooruit, achteruit, omhoog of omlaag.
Beweging, lichamelijk en in gedachte, emotioneel en intellectueel, kenmerkend voor de mens.
Beweging, kern van de kunst.
Beweging, cruciaal voor de kunstenaar.


Al op zeer jonge leeftijd had Louis Nagelkerke veel plezier in het met zijn handen werken om zo mooie dingen te creëren. Hij tekende, boetseerde, deed aan houtsnijden. Als kind van een jaar of zeven maakte hij tekeningen voor het Eindhovens Dagblad. In die tekeningen zien we reeds zijn fascinatie voor het mooie, het mystieke, het exotische. Louis tekende geen huisje-boompje-beestje, maar liet zich inspireren door bijvoorbeeld de kleurrijke indianencultuur, de mooie kleding en fascinerende instrumenten van Schotse doedelzakspelers. Met een tekening van deze laatsten won hij zelfs een prijs voor het meest originele onderwerp.
Langzamerhand ontdekte hij dat er werkelijk belangstelling voor zijn werk was; steeds meer mensen vroegen hem om een tekening of schilderij. Terwijl hij een opleiding tot etaleur-decorateur en later ook ceramist volgde, leerde hij zichzelf verschillende schildertechnieken aan door veel en goed te kijken naar het werk van andere schilders om zo uiteindelijk een heel eigen stijl te kunnen ontwikkelen.
Vanaf 1980 begon hij met portretschilderen in opdracht en merkte tegelijkertijd dat ook de interesse voor zijn vrije werk toenam. Dankzij de portretten en enkele exposities van zijn andere werk die tamelijk succesvol waren begon het werk van Louis Nagelkerke heel aardig te verkopen. Toch gaf hij zijn andere baan niet helemaal op, maar bleef parttime voor een baas werken. Hoewel hij zichzelf sinds begin jaren tachtig als een volwaardig kunstenaar beschouwd -zoals hij zelf stelt: "Iemand die metselt is een metselaar, dus iemand die kunst maakt is kunstenaar"- houdt Louis van een bepaalde luxe en heeft hij de Y-- verantwoordelijkheid voor zijn gezin. ~oorlopig parttime blijven werken was voor hem dus een uitkomst, ook al omdat als kunstenaar te afuankelijk zijn van galeries niet bepaald de meest ideale positie is. In die eerste jaren was de steeds groter worden de interesse voor zijn werk en de beginnende verkoop dan ook vooral belangrijk omdat het hem in staat stelde beter materiaal en mooiere lijsten te kopen zodat de schilderijen beter uitkwamen. Die presentatie is voor Louis Nagelkerke altijd belangrijk geweest en gebleven; een goed schilderij waarrond een latje is getimmerd getuigt volgens hem van weinig respect voor zowel de klant als het eigen werk.
Om nog even terug te komen op het parttime werk: enerzijds is het een uitkomst omdat de kunstenaar vaak naar exposities toe moet werken, daardoor geen tijd heeft voor opdrachten en dus geen inkomsten heeft. Anderzijds merkt Louis steeds vaker dat het aan hem vreet dat hij niet kan schilderen wanneer hij wil omdat hij gedeeltelijk voor een baas werkt. Binnen afzienbare tijd zal hij dan ook ongetwijfeld de stap zetten zich geheel aan de kunst te gaan wijden. En die stap zal hij zetten, gedreven door de liefde voor het schilderen en de kunst, niet door de romantische illusie dat een kunstenaar die naam slechts waardig is als hij zich louter en alleen, soms ten koste van alles, aan de kunst wijdt. Met dat vooroordeel werd ook hij in de afgelopen decennia regelmatig geconfronteerd, maar daar trekt hij zich tegenwoordig niets meer van aan. Een duidelijk teken dat het groeiproces van de kunstenaar zich niet alleen op het materiële vlak van zijn werk afspeelt, maar dat het ook gaat Om een menselijke, emotionele groei. En die groei laat zich vanzelfsprekend weer in het werk zien. Belangrijk daarbij is vanzelfsprekend een gezonde dosis zelfkritiek.
Louis stelt zelf, en dat maakt ook deel uit van het groeiproces, dat hij zich, met uitzondering van de kritiek van zijn vrouw, niets meer aantrekt van wat andere mensen van zijn werk vinden. Hij heeft zijn eigen werk, voordat de buitenwereld het te zien krijgt, immers allang vergeleken met dat van anderen en hij weet maar al te goed op welk niveau het zit, wat er nog te leren valt, maar ook dat er steeds verbetering in blijft komen. En ook dat is een belangrijk en mooi proces dat een proces moet blijven, want wanneer een kunstenaar aan het eind van zijn kunnen zit stopt elke beweging en daarmee ook elke kunst. Beweging ook, die we zien in elk schilderij van Louis Nagelkerke. Bij de schilderijen uit de jaren tachtig en beginjaren negentig wordt deze beweging vooral gesuggereerd door de weloverwogen aangebrachte krassen en bewegingslijnen. Zij maken of breken het eindresultaat. Langzamerhand zien we dan een evolutie naar een steeds losser, ruiger werk waarin kleur en beweging -of juist de tegenhanger verstilling, maar ook dat veronderstelt immers voorbije of toekomstige beweging- een steeds grotere rol gaan spelen. Opnieuw heeft dit te maken met de persoonlijke evolutie van de kunstenaar. Het werk wordt steeds minder realistisch, getuigt van meer durf, meer lef, minder angst om de vertrouwde paden te verlaten. Meer en meer tracht Louis zich in zijn schilderijen te beperken tot de essentie en al het onbelangrijke weg te laten. Deze ontwikkeling werd tijdelijk stilgelegd door de exposities in Indonesië. De galerie in Jakarta waar hij voor werkt vroeg hem alles zoveel mogelijk in detail te schilderen. Wellicht niet zo verwonderlijk, want bijvoorbeeld de kleding van Balinese danseressen heeft verrassend mooie details die men vanzelfsprekend graag uitgewerkt wil zien. De kunstenaar willigde het verzoek van de Indonesiërs dan ook in, deels vanuit commercieel oogpunt, deels ook om de discipline van het gedetailleerd schilderen beter onder de knie te krijgen. Het zorgde echter tevens voor een stilstand in de ontwikkeling naar het losse schilderen toe. Aan deze korte en relatieve stilstand is ondertussen een einde gekomen: de laatste werken van Louis Nagelkerke zijn opnieuw veel losser, beperken zich tot datgene wat hij het belangrijkste acht in het schilderij en hij maakt ook weer gebruik van gemengde technieken waardoor opnieuw de beweging in zijn werk beter naar voren komt. Wellicht heeft de kunstenaar juist door deze periode van detailschilderen ontdekt waar hij zelf werkelijk achter staat, wat voor hem het belangrijkste is. En een kunstenaar die dat weet kan niet anders dan overtuigend overkomen, wat voor een verschillende stijlen het publiek ook mag verkiezen.
Drs. Pamela Eshuis